To make anew

I closed my eyes and felt the energy flowing through my body. I concentrated on the steady stream of bright light as it sped up into itself. It concentrated in a brilliant ball underneath my breastbone, speeding up until it imploded. In that moment I relaxed completely and my will stopped being. My muscles started contorting and I felt my limps vanishing as the turquoise scales started to cover my body. I welcomed the change while I shedded my human skin, feeling the energy reaching every single cell of my being. With my forked tongue I tasted the air. Smoke. Fungus. Sulphur. I was getting close. I slithered through the small opening in the cave where my human legs could not have taken me. He had murdered them all. No, not murdered. He had exterminated them. For nothing but spite. The cave kept narrowing and I felt the wall overneath caressing the scarlet feathers that crowned my head. The sign of my divinity. The light kept diminishing but I did not need it. As I slithered the rocks started feeling softer, rounded by eons of water tripping though the narrow cracks. “I will find them. I will find them and start anew and everything he destroyed, I will make right.” My body was on autopilot, fixated on that which I had once made. The connection vibrating in my heart. The dark and clammy atmosphere started to get warm, belying the distance underneath the surface. The taste of sulphur a constant sting on my tongue. He would not be here. He had gone into a deep slumber and save for the ancient ones rumbles, he would not wake. I hoped. Steam started coming up from underneath the rocks. I sped up. The heat burned my scales, an impossibility for anything but his heat. The narrow passageway slowly expanded, making it easier chase through another curve. The vibration was a constant now and suddenly I froze. “They are here.” My gaze lifted up as I found myself in a chamber. The oppressive air clung to me as a toxic fog. I extended my senses… deserted. Would he really leave them just laying around? I concentrated on my form and felt my limbs forming. As the scales disappeared, the feathers are replaced with a curtain of burgundy hair reaching to my knees. While I stayed crouched in front of the opening I would no longer fit, my nose stung with the foulness in the air. I focussed on the vibration in my hart. Carefully I walked towards what is mine. The moist plates uncomfortably warm underneath the soles of my feet. The steam now reached to my knees. While I kept my course, my eyes saw his stone throne raised body lengths above the floor, build from a blue luminescent lime. Their light cast a soft earie glow in the chamber. I imagined him sitting there. His bulk. The fierceness of his presence. His arrogance flowing from him like the robes he wore. I Blinked. “There they are”. On a plateau in front of his throne. The light of the stones caressed a pile of the whitest of bones. So many. My hand trembled as I reached for them. My fingers following the brim of one of the skulls. “Which one were you? Were you the one that made me my final jade image? Are you the one that looked upon the stars and saw my face?”  I close my eyes and my tears fall. “How could my brother hurt me so?” My shoulders shook with the grief for the children that were never born. Through my tears I gazed at the bones and saw past the pain and found potential. Glistering as a single star in the darkest of nights. I straightened my shoulders as I focused on nothing else, letting the darkness move past me. I took a deep breath. While I exhaled I reached my arms to the side and looked for where I knew the stars were. The next breath knew no end. I inhaled the wind of the east with all the new beginnings it brings. I turned my gaze to the bones on the tableau and I breathed the wind over them, wishing them home. While I blew, the bones disintegrated in front of me, carried away on a gust of wind following the narrow trail I took to get there. I kept blowing until the last of the bones were gone and my gaze followed them on their journey home. With no time to spare I took after them, assuming my other shape while on route. Through the cave and the narrow pathways I rushed home where my treasures would be waiting…

                The trees and ferns moved away from my path and revealed my cabin. I finally felt relieve lighten my nerves. I had made it. In front of the door the bones were laid out on the dirt floor. Not the careless pile in which I had found them. Rather, several skulls each topped a full body with ribs, arms and legs. For the first time since I had awaken I felt a smile curve my lips. There were eight sets of bones. Eight people I could form, who would walk the earth once more. I walked into my cabin and took a wooden bowl from the table. I went to my bed and pulled a small box from underneath. I flipped it open and saw my knife, with both handle and blade made from the deepest obsidian. The stone felt cold in my hand. I had carved the handle with small jaguars and snakes the first time I had been awake, and had spent countless nights sharpening the blade by hand instead of mind. I rushed outside. As I sat in front of the eight, I looked at the bowl. It was as wide as my hand. It would not do. With both hands I put the bowl in front of me. I held it in place with my feet as my hands started shaping the wood. I stretched it and stretched it, the same way I had once taught people to bake pots from clay. When the bowl was finally large enough, I took my blade in my left hand and cut deep in the inside of my right arm, opening it from elbow to wrist. It tingled. The blood sparkled in the sun as it slowly filled the bowl. When it was nearly full I placed the flat end of the blade against the cut and I felt the skin close again. One by one I took the bones and covered them in the blood. Every two hundred and six bones of every pile in front of me. By the forty second bone I started humming.

“They are going to be all right. By my blood it will be made right. “ The moon had risen high when I place back the last of the bones of the eighth person. I looked up to the sky and I grinned to my sister Moon. By morning they would be formed a new…


In het bos

Lillya schuift het gordijn opzij en voelt de kou door het raam heenkomen. Voor een tel kijkt ze in de reflectie van haar eigen bleke ogen, voordat ze de bomen aan de andere kant van het glas ziet. De sneeuw weerkaatst het weinige licht dat er is. Donker maar niet donker. De zon laat zich maar een paar uur per dag zien in deze donkerste maand van het jaar. Resoluut draait Lillya zich om en trekt het gordijn mee terug. Met haar roze sneeuwschoenen stompt ze naar de voordeur van haar blokhut.

                ‘Brutus, Bella…. Kom!’ Ze blikt over haar schouder. Een kleine, licht grijze wolf komt aangerend, haar nagels tikken op de houten vloer. Kort daarachter volgt een grotere donkere versie. ‘Rustig Brutus’ haast ze, en doet een stap richting de wolven. Brutus stuift langs Bella heen en stoot tegen een bijzettafel. In de seconde dat deze nog op de poten schommelt, zet Lillya hem haastig recht.

‘Rustig, we gaan naar buiten’ sust ze. Terwijl beide wolven om haar heen drentelen, trekt ze haar jas aan. De extra warmte bittere noodzaak voor degene zonder vacht. Zodra ze de deur achter zich dichttrekt, stuiven Bella en Brutus het pad over. De deur gaat niet op slot. Niemand die hier komt.

Met een lach verborgen achter haar kasjmier sjaal, ziet ze de beide wolven verdwijnen. Lillya weet, hoe ver ze ook lopen, ze vinden haar altijd terug. Zonder beide viervoeters zou de eenzaamheid aan haar vreten. Zoals het al die jaren geleden deed.

In een winter net als deze, had ze op een van haar lange wandelingen een bloedspoer gevonden. Rode pootafdrukken die fel afstaken tegen de sneeuwdeken dat de avond ervoor gevallen was. Ze was de afdrukken gevolgd en had gezien waar de wolven door hun poten waren gezakt, om daarna weer verder te lopen. Uiteindelijk had ze hen gevonden, verscholen achter een omgevallen boom waarvan de bast volledig bedekt was met sneeuw. Zodra ze hen zag, wist ze dat ze dood aan het gaan waren. Ze voelde hun haperende hartslag door de ijzige lucht tot haar komen. Zodra ze haar zagen, wisten ze dat ze anders was. De grotere van de twee stond na enkele pogingen wankelend op zijn poten om de ander af te schermen. Dat was het moment dat Lillya besloot. Ze zouden sterven, ze zouden leven. Ze zouden worden zoals zij. Met haar handen uitgestrekt, knielde ze voor hen neer. Instinctief wisten de wolven wat haar aanbod betekende en ze accepteerden.

Ze had verwacht dat de wolven verder zouden trekken door de uitgestrekte bossen van het reservaat. Ze waren haar echter, op een afstand, gevolgd naar haar blokhut. Nadat ze zich drie dagen rondom de hut hadden schuilgehouden, kwamen ze naar binnen en waren niet meer van haar weggegaan. Waar ze eerst maanden in het woud doorbracht zonder haar eigen stem te horen, had ze nu familie om mee te praten.

De sneeuw knarst onder haar schoenen terwijl ze de enige toegangsweg van haar terrein afloopt. Het ritmische geluid van haar voetstappen wordt af en toe onderbroken door de roep van een uil. Ze pakt een tak van de grond en hupt een paar stappen naar voren terwijl ze om zich heen zwaait.

‘En garde!’ lacht ze. Door de bomen heen ziet ze Brutus naar haar kijken, zijn kop schuin. ‘Ja, ik kom al’. Zijn zucht klinkt verdacht veel als gegniffel en ze loopt van de weg het bos in. Op gevoel weet ze waar haar paden lopen, gemaakt door jaren van wandelingen. De sneeuw om haar heen verandert daar weinig aan. De bomen sluiten haar in terwijl ze dieper en dieper het bos in trekt. De ijzige geur van sneeuw en dennennaalden komen door haar sjaal heen en even staat ze stil om gewoon diep adem te halen. Misschien zal ze vandaag naar de Adelaarsklif gaan. Misschien ook niet. In ieder geval die kant op. Ze fluit een harde schelle toon en hoort het gehuil van Bella en Brutus als antwoord. Ze kijkt naar waar het geluid vandaan komt.

‘Blijkbaar hebben ze hetzelfde idee.’ Lillya begint richting de wolven te lopen. Om de bomen heen stappend, sommige nog breder dan dat zij lang is, volgt ze de route die ze in haar hoofd heeft. De rust om haar heen is de rust die elk jaar weer terugkomt. De meeste dieren zijn in een winterslaap, of zijn de zon achterna gegaan. De wind is nergens te bekennen, net als de wolken. Ze loopt voor uren terwijl ze haar hand langs alle bomen op de weg houdt. De basten grof en verweerd. Bella en Brutus lopen dan weer naast haar, dan weer vooruit. Ze voelt het avond worden, maar voor haar ogen maakt het nog minder wordende licht niet uit. Zien doet ze toch.

Wanneer de ruimte tussen de bomen breder wordt, stopt ze. De stilte voelt hier onnatuurlijk, niet meer de stilte van het bos. Lillya voelt een nerveuze energie achter haar borstbeen opkomen. Ze fluit twee keer kort en hoog. Nog voordat het geluid stopt, schieten Bella en Brutus naast haar.

‘Waak.’ Fluistert ze. Beide wolven bukken in een aanvalspositie, ieder aan een kant. Lillya haalt diep adem en sluit haar ogen terwijl ze naast de wolven hurkt. Ze voelt een ijzige wind opkomen richting de weg die ze niet van plan was te nemen. Wat is daar? Ze doet haar handschoen uit en draait haar palm naar waar de wind heen gaat. Een scherpe tinteling in haar hand doet haar bloed warmen. Daar is prooi. Op nog geen kilometer afstand. Ze laat de tinteling als een deken om haar heen vallen. Ze likt haar lippen terwijl haar honger wakker wordt.

Een onnatuurlijke grom komt over haar lippen, aangesterkt door die van beide wolven. Met een handgebaar stuurt ze Bella en Brutus naar voren, ieder een flank. Lillya loopt recht op haar doelwit af. Haar voeten verplaatsen zich sneller dan zichtbaar is, niet langer geluid makend wanneer ze op de sneeuw stapt. De omgeving vervaagt terwijl haar route voor haar oplicht. Ze stapt over takken, rondom bomen, springt over een sneeuwkonijn dat verstijfd blijft zitten. Een schreeuw klinkt door de nacht. Lillya stopt.

‘Oh my… ‘ fluistert ze tegen niemand. ‘Wat is dat?’

Ze haalt diep adem en laat de geuren tot haar spreken. Een man. Een vrouw. Bloed. Angst. Ze haalt nogmaals diep adem en onderdrukt een giechel.

In een flits vervolgt ze haar weg voor de laatste tweehonderd meter, tot ze aan de rand van een open veld staat. Achter een boom die nog ouder is dan zij, houdt ze zich stil.

‘Jij stomme trut!’ een zware stem overstemt het geluid van klappen.

Lillya kijkt langs de stam over het veld. Daar, op een paar meter afstand staat een donkere gestalte. Als een beer torent hij boven een hoopje mens uit en laat zijn armen neerkomen.

‘Je gaat hier nooit meer weg’ buldert hij door terwijl hij nog een trap geeft.

Lillya krult haar lippen in een stille grom. Hij is groot. Zo groot. En hij verstoort haar mooie bos. Ze likt haar lippen en laat de nu brandende energie in haar borstkast uitspreiden naar de rest van haar lichaam. Haar ledematen verlengen en ze voelt het vlees wegtrekken totdat alleen spieren en pezen over zijn. Haar vingers vormen zich naar klauwen met glanzende zwarte nagels. Haar huid krijgt een grijze zweem met zwarte plekken van rot. En ze voelt zich sterk. De wind op haar tanden laten haar weten dat ze geen lippen meer heeft en met haar tong gaat ze elke individuele tand af. Haar kleding vervaagt naar een witte voddenjurk met gaten, maar kou voelt ze niet.

Ze bekijkt haar prijs. De gestalte is gaan lopen en trekt een vrouw aan haar haren mee. Een fragiel blond geval in gescheurde kleren. Het gejammer van de vrouw bereikt haar oren. Lillya besteed er geen aandacht aan. De gestalte is waar het om draait. Groot. Krachtig. Zelfs met de dikke donkere kleding ziet ze de vorm van zijn spieren. Ze gooit haar hoofd in haar nek en huilt zoals Bella en Brutus haar geleerd hebben. Een antwoord van haar beide vrienden komt direct.

De gestalte stopt en laat de vrouw los. Verwildert kijkt hij om zich heen.

‘Shit.’ Hoort ze hem mompelen.

Lillya gromt. Haar verkorte stembanden geven de diepe toon van een manische beer. Ze ziet de gestalte nog steeds rondom zich kijken terwijl hij haastig wegloopt. De vrouw zo goed als vergeten. Ze gromt nogmaals, luider nu, en stapt achter de boom vandaan. Langzaam zet ze haar lange benen stap voor stap in de sneeuw waar ze met haar nu blote voeten in wegzakt. Een grijns verspreid zich op haar gezicht.

Als in slow motion draait de gestalte naar haar toe en verstijft.

Lillya zwaait naar hem.

Hij schreeuwt. En schreeuwt.

Hij draait zich om en rent naar de bomen toe met een snelheid onwaarschijnlijk bij zijn omvang. Lillya kijkt hem na en loopt het veld verder op. Met steeds grotere stappen bouwt ze langzaam haar vaart op, tot ze die van de man evenaart en springt over het hoopje vrouwmens heen.

Ze huilt nogmaals voor Brutus en Bella.

De man verdwijnt tussen de bomen. Brutus gromt. De man schreeuwt. Ze voelt zijn richting veranderen en past die van haar aan. De adrenaline verzadigt haar lichaam en ze lacht kakelend. Ze stapt rondom de bomen, met haar klauwen krassen achterlatend op de stam.

Bella verschijnt naast haar. Haar glanzende grijze vacht vervangen door een vale witte. Het deel van haar oren dat niet is weggerot, staan recht omhoog. Tanden scherper dan dat die van een wolf horen te zijn, zijn zichtbaar terwijl ze met een halve tong uit haar bek mee rent.

‘Kom meis’ moedigt Lillya aan met een stem als grind.

Ze hoort haar prooi op een kleine afstand. Lillya versnelt en loopt in een flits rondom hem. Ze blokkeert zijn weg en ziet hem naar haar toe lopen, over zijn schouder kijken naar Brutus die hem op zijn hielen zit. Hij blikt naar voren. Zijn gezicht bevriest terwijl zijn benen nog drie stappen doorgaan. Lillya buigt diep door haar te lange benen en overbrugt de afstand in één sprong. Ze land bovenop hem en laat haar klauwen diep in zijn borstkast zinken. Brutus vliegt zijn zij in en laat zijn tanden door de dikke jas zinken in het vlees dat eronder zit. De man schrikt uit zijn bevroren staat en slaat met zijn armen om zich heen. Hij rijkt naar Lillya’s nek, maar zijn armen zijn te kort. Lillya haalt haar klauwen naar beneden en breekt de ribben die ze onderweg tegen komt. Ze scheurt willekeurige stukken vlees af en gooit die achter haar. Bella zet haar tanden in een van de benen die nog rond spartelt. Lilly sluit het nog kloppende hart in haar pezige klauwen en trekt het los van de aders. Het bloed druipt over haar arm terwijl ze haar tanden in het hart zet. Het weke vlees wijkt voor haar scherpe tanden terwijl de honger eist dat ze het voedt. Pas wanneer het hart helemaal weg is, zit ze met voldoening naar achter en kijkt naar de wolven. De honger is weg.

‘Oh jij was lekker’ Lillya smakt en likt met haar tong het bloed langs haar tanden op. ‘Ik denk dat ik je Bert noem. Dank je voor het eten Bert.’ Haar schelle lach echoot in de nacht en overstemt het geluid van de wolven die nog aan het eten zijn. Met haar klauwen aait ze Bella vanaf haar magere rug tot aan haar kale staart. ‘Eet maar lekker door. Ik ga alvast terug.’ Bella blikt kort achterom voordat ze haar tanden in een ander stuk van Bert zet. Lillya kijkt naar de verschillende delen van Bert die tussen de takken liggen. Ze pakt er een aantal op. ‘Een snack voor onderweg’ glundert ze.

Op haar gemak loopt Lillya terug naar de open vlakte in het bos, haar buit nog in haar handen. Langzaam transformeert ze terug. Haar huid, lippen en tanden weer die van een jonge vrouw. De sneeuwkleding terug om weer te beschermen tegen de kou, voetstappen die weer knarsen in de sneeuw. De wolven zijn nog aan het wroeten in Bert, terwijl Lillya het veld oploopt. De maan schijnt op het hoopje mens precies waar Bert haar had achtergelaten. Zo zwak.

Lillya kijkt naar de vrouw aan haar voeten. Haar huid en kleding zijn kapot en besmeurd met bloed. Ze hoort haar haperende hartslag. Lillya hoeft niet diep te ademen om de geur te vangen. Ze ruikt lekker. De gescheurde stukken stof laten zien dat ze weinig vlees heeft.

‘…H…H…Help …me…’ komt het uit kapotte lippen.

 Lillya staart haar een paar tellen aan.

‘Waarom?’ vraagt ze uiteindelijk.

Even doet de vrouw niets. Ze staart glazig uit haar ene oog dat niet dichtzit. Haar hand komt langzaam omhoog. Met vingers die in onnatuurlijke hoeken vastzitten, wijst ze naar Lillya.

‘Jij… was… monster?’ Stamelt ze.

‘Ja.’

De vrouw laat haar arm en hoofd vallen en begint te trillen.

Lillya lacht en hurkt naast het vrouwmens. Ze pakt haar misvormde hand, draait de pols om en ruikt aan het bloed dat vlak onder haar huid stroomt. Zoeter dan het koude bloed dat op de buitenkant zit. Ze likt de dunne huid en proef zout en paprika. Lillya voelt een lach om haar lippen vormen. Bert was wel een beetje bitter.

Een kreun gorgelt over de lippen van de vrouw. Haar hoofd vlak naast Lillya’s voeten.

‘… schoenen … roze.’

Lillya lacht nu hardop. Een geluid vol warmte in de ijzige nacht. Dit vrouwmens is leuk. Ze kijkt op het blonde hoofd neer en aait de klittende haren. Lillya pakt de kin van het vrouwmens beet en draait het hoofd zodat ze in het ene oog kan kijken. Ze kijkt ver voorbij het fysieke oog en ziet daarbinnen iets resoneren met haar eigen energie. Een honger anders dan die om te voeden grijpt als een klauw om haar hart. Jaren was ze alleen geweest, al oud toen het bos nog jong was. En dat was hoe het was, maar de wolven hadden het beter gemaakt. De wolven hadden haar gegeven wat ze niet wist dat ze miste. Zou meer nog beter zijn? Zou dit vrouwmens ook bij hun kunnen horen? Ze hoort het hart steeds langzamer kloppen.

‘Je bent dood aan het gaan.’ Stelt Lillya, ‘Wil je leven? Het kan, maar je moet er zelf voor kiezen.’

‘J…Ja…’ stamelt het vrouwmens

Lillya haalt haar vingers langs het gezicht. ‘Je kan nooit meer terug naar hoe het is. Nu niet en later niet.’

‘E… niets meer’

Lillya houdt het gezicht met beide handen vast en kijkt het vrouwmens seconden lang aan.

‘Wel, gekozen is gekozen.’ Lillya knipoogt.

Voor de tweede keer die avond roep Lillya de transformatie op. Haar ledematen verlengen, haar vlees verdroogt en haar tanden zijn weer als kleine messen. Ze kijkt het vrouwmens aan en ziet de horror diep in het groene oog. De schreeuw die zonder geluid uit haar mond komt. Het vrouwmens klauwt aan Lillya’s handen om haar gezicht.

Lillya blijft haar aankijken. Ze haalt diep adem en concentreert zich op de plek binnenin waar haar transformatie altijd begint. Ze opent haar liploze mond en schreeuwt. Ze schreeuwt met een volledige focus en onwrikbare wil. De brandende energie duwt ze via haar stem naar buiten. Het vrouwmens begint te trillen terwijl de energie als een deken om haar heen valt. Haar vlees verdroogt en de handen die eerst nog zonder kracht aan het spartelen waren, vormen zich naar pezige klauwen. Haar huid wordt langzaam grijzer en de rot begint in te zetten bij haar oren en keel. En Lillya blijft schreeuwen. Ze schreeuwt totdat ze iemand vasthoudt die net is als zij.

En dan is het stil.

Het vrouwmens staat op grijpt met haar klauwen naar haar buik. Uit haar mond komt een ijzingwekkend klagende kreet.

Lillya herinnert zich die eerste honger. Ze pakt de stukjes Bert die ze had meegenomen voor thuis en gooit ze naar het vrouwmens.

Nog voordat Lillya aanwijzingen kan geven, heeft het vrouwmens de eerste stukken vlees verscheurd. Lillya huivert als ze de tanden bot horen raken. Dat moet een rib zijn geweest. Blijkbaar een slonzige eter.

Wanneer de honger afgezwakt is, zakt het vrouwmens op de grond. Haar te lange ledematen hangen futloos langs het gammele lijf. Lillya drukt haar handen op de schouders. De energie die ze gebruikt om weer terug te veranderen, wakkert ook de verandering in haar nieuwe aanwinst aan. De jonge vrouw die net nog een hopeloos hoopje was, zit ongeschonden tegenover haar. Haar blonde haren wapperen mee met de wind die opsteekt. De kleding een kopie van wat Lillya draagt. Een nieuw paar bleek blauwe ogen staren Lillya verschikt aan.

‘Het went.’ Lillya haalt haar schouders op. ‘Dit is hoe het is nu. Je jaagt op prooi. Je eet. De rest leer ik je wel.’ Lillya staat op en trekt haar aanwinst mee omhoog.

‘Heb je al een naam?’ vragend kijkt ze het vrouwmens aan.

‘Bianca.’ Klinkt het zacht terug.

‘Nou Bianca, dit zijn Brutus en Bella.’

Ze wijst naar de wolven die zich achter hun gevoegd hebben. Weer in hun normale glanzende vacht. ‘ Laten we naar huis gaan. Een paar uur van hier staat mijn blokhut, je gaat het vast leuk vinden.’

Wat de fuck?

Wat de fuck? verdwaast knippert Dani met haar ogen. Waar ben ik? Hoe ben ik hier gekomen? De gedachten schieten door haar hoofd. Ze draait langzaam de kamer rond. Alles is strak wit. Ze ziet witte houten planken onder haar brandweer rode pumps, strak witte muren met perfect uitgelijnde zwart-wit foto’s van orchideeën. Voor het raam staat een witte leren bank met daarnaast een witte kinderbox, de licht blauwe mobile van Nijntje die stil erboven hangt, is de enige bron van kleur. Dani herkent niets. Haar maag trekt samen en ze probeert de kramp met haar hand weg te wrijven. De zachte wol van haar jurk kriebelt onder haar vingers. Dit is wat ik vanmorgen aan trok. En daarna heb ik gewerkt. Op zoek naar vastigheid, herinnert ze de ergerlijkheid van de dag. Haar tijd was volledig in beslag genomen door het corrigeren van berekeningen die haar teamleden niet meer fout hoorden te doen. Aan het rapport, dat vanaf het begin al binnen een onmogelijke tijd opgeleverd moest zijn, kon ze pas starten toen het begon te schemeren. Ze kijkt naar buiten. Nu is het donker. De wind en regen slaan tegen het raam. Wat is er gebeurd? Dani speelt met het idee om voor iemand te roepen. Ze kijkt vluchtig naar haar lichaam, opgelucht merkt ze op dat ze niet gewond is. Meteen strijkt ze met een geïrriteerde zucht haar jurk glad. Natuurlijk is ze niet gewond, anders was dat het eerste wat ze had opgemerkt. Vastbesloten om niet ergens te zijn waar ze niet hoort te zijn, besluit ze naar buiten te gaan. Als ze hier was gekomen, zal haar auto in de straat staan… hopelijk. Vertrouwend op de voorspelbaarheid van elk willekeurig woonhuis, loopt ze richting de hal. De ruimte blijft ijzig stil. Verschrikt brengt Dani haar hand naar haar schouder. Niets. Waar is mijn tas? Dani voelt haar hart kloppen, haar hele leven zit in dat ding. Snel loopt ze door de ruime woonkamer. De minimalistische meubels laten weinig ruimte over om haar zelfgemaakte patchwork tas te verbergen. Fuck. Ze strijkt met haar hand door haar donkere krullen.Hopend dat de tas bij haar auto is, en haar auto ook echt buiten staat, beent ze snel richting de deur. Met een vluchtige blik op de lege kapstok rijkt ze met haar hand naar de deurknop. Door het raam in het midden van de deur ziet ze vanuit haar ooghoeken een schaduw bewegen. Dani bevriest. Het geluid van metaal dat langs metaal schuift, krast over haar trommelvliezen. Het slot klikt en de deur draait open. Dani springt naar achteren en klapt met haar rug tegen de muur aan. Ze mist op een haar na de spiegel die er hangt. Wat de fuck?

‘Stella?’ Dani’s stem is hoog van ongeloof terwijl haar maag zich verder omdraait. Als dit haar huis is, wat doet zíj hier dan? ‘Maar…. Hoe…?’ stamelt ze.

Hoe leg ik in hemelsnaam uit dat ik hier ben? Wat als ik opgepakt word? Zonder enige moeite ziet ze Stella al op kantoor rondbazuinen dat de frigide feeks bij haar had ingebroken. Ze voelt haar gezicht vertrekken bij de gehate bijnaam die ze dankzij haar had gekregen.

Stella beent naar binnen met haar ogen op de grond gericht, nog beschermend tegen de stromende regen buiten. Gehaast zet ze een maxi-cosi met een slapende baby op de grond en trekt de deur achter zich dicht. Met een vloeiende beweging schudt zich uit haar camel-kleurige mantel en hangt het aan de kapstok.

Dani houdt haar adem in.

Stella draait zich om en staart in de spiegel. Met haar vingers, pink omhoog, plukt ze aan haar wimpers en veegt wat uitgelekte mascara onder haar ogen vandaan.

‘Wat een kutweer.’

Met open mond en grote ogen staart Dani haar aan. Wat de fuck!?! Dani onderdrukt de neiging om haar hand uit te steken en Stella’s schouder aan te raken.

‘Stella…?’

Stella loopt door de hal richting de huiskamer terwijl ze over haar armen wrijft. De gedachten schieten door Dani heen, maar willen geen vaste vorm krijgen. Ze blinkt naar de baby. Die slaapt. Ze kan weggaan, Stella had haar niet gezien? Ze stond vlak voor de spiegel dus ze had haar moeten zien. Wat is dit? Voorzichtig sluipt ze richting de huiskamer en kijkt door de kier van de deur.

‘En daar moet de monteur ook eens voor komen.’ Met haar poeder-roze gelakte acrylnagels tikt Stella verwoed op een plastic panel op de muur. ‘Dat automatische programma werkt weer niet. Stom ding.’ Dani ziet haar richting de keuken lopen en hoort het geklik van Stella’s schoenen wegebben. Langzaam komt ze de kamer binnen en blikt op het panel. De thermostaat geeft 15 graden aan. Zou ze het dan niet koud moeten hebben? Dani kijkt naar haar wollen jurk die tot haar knieën komt. Een goede winterjurk. Goed voor op kantoor en niet te koud buiten, maar zeker niet comfortabel bij 15 graden.

Stella komt de huiskamer weer binnen met een glas wijn in haar hand. Dani doet een pas naar achter zodat ze niet tegen haar aan komt. Met een zucht stapt Stella uit haar Louboutin hakken en ploft op de bank. Ze klokt een groot deel van het glas leeg in een snelheid die een sommelier zou verafschuwen.

‘Dit heb ik verdiend’ Stella’s stem is vol en rond van zelfgenoegen.

‘Stella,’ probeert Dani weer ‘zie je me niet?’ Echt de meest briljante vraag, sneert Dani naar zichzelf. Met haar rechterarm zwaait ze. ‘Hallo?’

Stella zet de tv aan. De regen slaat steeds harder tegen de ramen en Dani ziet de druppels kapot vallen tegen het glas. De plafonnieres weerspiegelen in de ramen samen met het licht van de tv. Ook het licht van een enkele olielamp op de salontafel heeft zijn evenbeeld. Wanneer ze haar blik naar Stella verplaatst, ziet ze het blonde haar als een bewogen foto op het raam weerspiegelen. Dani zoekt zichzelf. Niets. Ze houdt haar adem in en rent terug naar de hal. Ze kijkt in de spiegel boven de maxi-cosi. Niets!

Dani zinkt door haar benen op de grond. Hoe dan!?! Met haar armen houdt ze haar bovenlichaam overeind. Dit kan niet, dit is niet echt. Een loden band hecht zich om haar ribben en het ademen wordt steeds moeilijker. Ze zakt door haar ellenboog en stoot tegen de maxi-cosi aan. Muzikaal gebrabbel doet haar opkijken.

De baby kijkt haar aan.

‘Jij ziet me!’ Dani brengt haar gezicht tot een paar centimeter van het hoofdje dat boven de dekens uitsteekt. De groene ogen volgen haar tot ze scheel kijken.

‘jij ziet me dus ik bén hier.’ De wanhoop in haar stem doet haar bijna ineenkrimpen. ‘Jij ziet me’ herhaalt ze terwijl ze langzaam probeert adem te halen. De band om haar ribben wordt losser.

In de huiskamer hoort ze een alarm afgaan. Ze ziet Stella in de deur verschijnen en naar haar toelopen. Ze onderdrukt de neiging om uit de weg te gaan. Als zij haar nou ook zag.

‘Nou Jason, het is wéér etenstijd voor je’ Stella knielt naast de maxi-cosi en maakt de bandjes los. ‘Je hebt het maar gemakkelijk, je hoeft niets te doen’. De kou in haar stem weerlegt enige hint van goedbedoeld plagen.

Dani zit doodstil. De wolken J’adore die Stella s’ochtends over zich heen gegooid moet hebben, drijven naar haar toe. Ze ziet de lagen foundation op het gezicht geplakt en kan de verstopte poriën tellen. De blonde haren vallen langs Stella d’r gezicht en hangen door Dani’s opgetrokken knieën. Met grote ogen staart ze ernaar. Het gaat door me heen. Het gaat door me heen. Het gaat gewoon door me héén!’ Terwijl Stella met de baby wegloopt, blijft Dani naar haar knieën staren. Met haar vingers duwt ze tegen haar knie en voelt de weerstand van vlees en spieren.

‘Ohke. Stella ziet me niet. De baby ziet me wel. Ik heb geen spiegelbeeld. Zíj gaat door me heen, maar ik kan mezelf aanraken.’ De droge feiten bieden geen logica.

 ‘Dit is niet echt. Ik ben aan het trippen.’ Dani fronst wanneer ze realiseert dat ze helemaal geen drugs doet. ‘Misschien ben ik gedrogeerd,’ Langzaam klautert ze omhoog. ‘en dit is een illusie. Een freaking slechte illusie.’ Ze slikt en voelt rillingen over haar rug lopen. ‘Misschien ben ik dood? Of in een coma en is dit een slechte droom?’ Dani knijpt in haar arm en voelt haar nagels prikken. ‘ok, ik heb geen idee wát en óf dit iets bewijst.’

Dani loopt de kamer binnen en ziet de baby in de box liggen. Vanuit een houder hangt een fles waar de baby aan sabbelt. Op de bank klokt Stella de rest van haar wijn weg.

‘Echt of niet, dit is zo jou’ walging rolt door Dani heen. Zo geef je een baby geen eten. Zoveel weet zelfs zij. Terwijl ze langs de tv naar de box toe loopt, begint het scherm te flikkeren. Ze geeft de mobile een zwaai en ziet de baby ernaar graaien. ‘Je bent een lief manneke’ fluistert ze terwijl ze over de blauwe jumper wrijft. ‘En jij een trut.’ Bijt ze Stella toe, die op de bank verwoed op haar telefoon typt. Verwonderd kijkt ze naar de bewegende mobile. ´Hmmm… ik heb hem laten bewegen?’

‘Oh nee, echt!’ Stella schatert het uit terwijl ze verder typt. ‘Dat heb je echt niet gedaan!’

Geërgerd rolt Dani met haar ogen en begint te ijsberen door de kamer. ‘Waarom ben ik hier?’ Ijzig kijkt ze naar Stella. ‘Bij jóu? Ghat.’ Dani voelt de rillingen door haar lichaam trekken terwijl Stella’s nagels op het scherm van haar mobiel blijven tikken. Stella loopt met haar blik op haar mobiel naar de keuken. Dani hoort de koelkast opengaan en ziet het licht de kamer binnenvallen.

‘Zeker de rest van de wijn halen…’ snauwt ze naar Stella’s schaduw. Vol walging kijkt ze naar Stella die weer terug op de bank ploft. Een nieuw glas gevuld tot aan de rand. Dani loopt naar Stella toe en knielt voor de bank zodat ze op ooghoogte is. ‘Is het echt buiten je mogelijkheden om eens aan een ander te denken?’ Ze duwt met haar vinger in de wang van Stella en gaat dwars door haar heen. ‘En waarom kan ik jou niet aanraken?’ Stella wrijft met de rug van haar hand over haar wang.

                ‘Dus je voelt me wel?’ Dani grimast, niet wetend of het goed was of niet. Zo dicht bij haar in de buurt zijn, geeft een borrelende walging in haar buik. Dezelfde die ze vanaf de eerste ontmoeting had gevoeld. Met haar lippen vlak langs Stella’s oor, fluistert ze. ‘Jij bitch, zodra je een stap binnen in het kantoor zet, daalt de temperatuur 10 graden en het IQ van de mannen daalt spontaan met een veelvoud daarvan. De stagiaires proberen zich onzichtbaar te maken en wanneer jouw stem door de gangen drijft, walg ik. Je liegt en roddelt en haalt iedereen om je heen door het slijk, tenzij je wat nodig hebt van ze. Je paradeert door het kantoor in jurkjes zo kort dat je niet eens iets van de grond kan oppakken zonder een show te geven. En dát zou nog ok zijn, als je niet zo verdomde rot van binnen was.’ Ze haalt diep adem en begint weer te ijsberen. ‘De roddels die je over iedereen rond spreidt. Van Joëlla die door jouw een inzinking kreeg nadat je iedereen vertelde dat ze pillen op werk slikte. Robert en Karin die een affaire met elkaar zouden hebben. En je wist donders goed dat geen van die twee ooit hun partner in zo’n manier zou verraden. En wat je over mij hebt rondbazuint….’ Dani balt haar vuisten om het trillen van haar handen te stoppen. ‘Dat zal ik je nooit vergeven.’ Ze kijkt weer naar Jason die in zijn box in slaap is gevallen. ‘Ik ben benieuwd wie zijn vader is. Je hebt het nooit verteld. Alleen dat je een kind wilde en dat je als zelfstandige vrouw een moeder wilde zijn. Alsof iemand dat geloofd. Het idee dat jij vrijwillig voor iemand anders zorgt, iemand anders eerst zet, dat is gewoon onwerkelijk. Als je iemand voor je karretje kan spannen, doe je het ook. Deadlines haal je niet, werk schuif je af en als je het dan inlevert mag iemand anders je rotzooi opruimen.’ Dani staat stil en kijkt naar Stella, nog steeds gebiologeerd door haar telefoon. ‘En ik heb nooit iets gezegd. Je nooit ter verantwoording geroepen. Het moet toch handig zijn als je door de grote baas binnengehaald bent. Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?’ Dani sneert. ‘Vast op je knieën of je rug.’ Dani haalt diep adem en voelt zich lichter dan ze in maanden heeft gevoeld. ‘En het brengt me geen fuck verder in wat ik hier doe.’

Met een plof valt Dani op de witte leren bank. Ze laat zich onderuitzakken tot de leuning van de bank in haar nek voelt. ‘Wat nu?’ haar zachte stem lokt geen enkele reactie uit van de omgeving. ‘Wat moet ik doen? Wat kán ik doen?’ Uit de box klinkt een zacht gejammer. Stella kijkt geërgerd van haar telefoon op.

 ‘Wat nu weer?’ Stella’s ijzige stem geeft Dani rillingen. ‘Je hebt eten gehad, ga slapen ofzo.’ Met haar telefoon in haar hand loopt Stella naar de box. Ze buigt voorover met haar neus bijna tegen Jason aan en haalt diep adem. Haar gezicht vertrekt. ‘Uch.’ Stella loopt naar haar tas en haalt er iets uit en gaat terug naar de box. Dani herkent de vorm van een J’adore fles en ziet hoe Stella twee keer over Jason heen spuit. Met open mond staart Dani naar het tafereel.

 ‘Wat de fuck! Geef dat kind gewoon een schone luier ofzo!’ Dani springt van de bank en beent richting de box. Met haar hand slaat ze dwars door het hoofd van Stella heen. Stella merkt niets. Vol frustratie stampt Dani met haar voeten. ‘Kutwijf, kutwijf, kutwijf!’ Jason blijft jammeren. Zacht wrijft Dani over z’n hoofd. ‘Stil maar manneke.’ Ze voelt de klamme warmte door haar hand trekken.

 Een bel echoot door de kamer. Dani kijkt verschrikt op, Stella geërgerd. Ze kijken beide door het raam en Dani merkt dat Stella verstijft, zich omdraait en naar de voordeur beent. Dani hoort de deur open gaan en haast zich ernaar toe.

 ‘Wat doe jij hier?’ bitst Stella.

 ‘Ik wil hem zien Stella.’ Een diepe stem vult de gang.

 ‘Nee.’

 ‘Het is mijn zoon, ik heb het recht hem te zien.’ De stem een mix van woede en wanhoop. ‘Ik heb betaald. Je hebt je geld binnen, laat me nu mijn zoon zien.’

‘Kijk nou wat je hebt gedaan,’ bitst Stella ‘Hij was heerlijk aan het slapen en jij moet hem weer wakker maken. Waardeloos.’

Gebiologeerd kijkt Dani naar het gezicht van de man. Van binnen kriebelt iets van herkenning.

 ‘Stella, ik heb betaald. Laat hem nu zien.’ De man maakt aanstalten om naar binnen te stappen. Ook al is hij meer dan een hoofd groter dan haar, Stella blokkeert zijn weg met haar arm. Haar nagels zinken bijna in het houten kozijn.

‘Waag het.’ Sist ze. ‘Waag het en ik zorg ervoor dat je hem nooit meer ziet. De afspraak is eens per maand. En alleen als je betaald. Je was niet op tijd, dus nu wacht je maar tot volgende maand.’

Dani loopt dichterbij tot ze bijna tegen Stella’s arm aan staat en staart de man aan. Ze ziet de donkere stoppels op zijn kaak. De vermoeide groene ogen. Dezelfde ogen als Jason.

‘Wie ben jij…’ fluistert Dani. Een beeld van zijn gezicht flasht voor haar ogen. Hij draagt een brandweerhelm.

‘Rot op Tom. Of ik bel morgen direct mijn advocaat.’

‘Hoeveel? Hoeveel om hem te laten zien?’ de spieren in Tom’s nek trillen.

Dani streelt met haar vingertoppen over zijn wang. De stoppels prikken in haar vingers. ‘Ik ken je ergens van…’ Een ander beeld schiet naar boven. Hij dichtbij haar. Hij houdt haar hand vast, zijn diepe stem vertelt dat het goed komt.

‘Niets wat jij kan betalen.’ Stella probeert de deur dicht te doen.

Dani herinnert zich pijn. Vlammende steken in haar hoofd. Een druk op haar borstkast alsof ze klem zat. Ze strijkt met haar vingers over haar borst om het gevoel weg te krijgen. Dani sluit zich af van de ruzie voor zich en richt zich op haar herinnering. Ze had hem gezien toen ze klem zat. Tegen een stuur aan. Ze kon zich niet bewegen en zag de bomen buiten haar auto van boven naar beneden groeien. Tom hing half door waar de voorruit had gezeten en hield haar hand vast. Ze had een kraag om haar nek zitten en kon haar hoofd niet bewegen. Om zich heen hoorde ze gekraak, mannen die druk met elkaar praten zonder dat ze de woorden kon horen, metaal dat uit elkaar werd gerukt. De geur van benzine en bloed.

 ‘Het komt weer goed. Probeer rustig te blijven en wij doen alles zo snel mogelijk.’ Tom’s stem hielt haar kalm. De druk op haar borstkast was constant. Even daarvoor had ze met stamelende stem haar naam over haar lippen weten te krijgen. Zijn gezicht verschoof telkens van wazig naar scherp naar weer wazig.

Dani krijgt een zure smaak in haar mond die ze wanhopig weg probeert te slikken. ´Wanneer had hij zo tegen haar gesproken?

Ze zouden haar bevrijden en naar het ziekenhuis brengen. Ze herinnert zich een vrachtwagen, rood met witte letters. Opeens was die zo dichtbij geweest. En het geluid. De remmen die piepten het metaal dat scheurde. Het was oorverdovend terwijl de vrachtwagen in slowmotion dichterbij kwam tot haar voorruit eruit barste. De wereld had getold. Dani had gegild. In haar hoofd was ze nog bezig geweest met het laatste telefoongesprek voordat ze naar huis ging. Het werk was incompleet en vol fouten door Stella aangeleverd. Onopgemerkt had dit grote financiële gevolgen kunnen hebben voor hun klant. Maar aan de telefoon had Stella haar uitgelachen toen ze vertelde dat zíj de berekeningen had moeten controleren.

 ‘Meisje,’ haar neerbuigende stem had haar nekharen overeind doen staan, ‘doe jij dit gewoon. Ik heb wel wat beters te doen. En zorg dat je morgen klaar bent zodat ik met het rapport naar de klant kan.’

Van verontwaardiging was ze niet meer uit haar woorden gekomen. Dani had opgehangen en was in haar hoofd bezig om het morgen aan hun manager uit te leggen. Talrijke mogelijke scenario’s en discussies waren door haar hoofd gegaan, op zoek naar argumenten voor elke bedenkbare leugen of verdraaiing waar Stella mee kon aankomen. En opeens was daar die vrachtwagen. En toen Tom. Ze wist alleen flarden van wat hij gezegd had, maar zijn stem was zo warm geweest. Hij had van alles verteld om haar rustig te houden. Ze begon zich loom te voelen.

‘Dani.’ Tom’s stem eiste haar aandacht op ‘Blijf bij me. We halen je hier uit. Voor je het weet lig je bij te komen in het ziekenhuis.’ Ze voelde hoe hij in haar hand kneep. ‘Kom op, doe je ogen open’

Moeizaam deed ze wat hij vroeg.

‘Goed zo.’

Dani probeerde te praten, maar er kwam geen geluid uit haar bewegende mond. Haar ogen werden groot van schrik en met haar vrije hand klauwde ze in de kraag die om haar nek zat.

‘Rustig Dani. Dat is alleen shock, je zal straks weer kunnen praten.’ Tom pakte ook haar tweede hand beet. ‘En weet je wat, als je in het ziekenhuis bent, kom ik langs en kan je het me alsnog vetellen.’

Dani beet op haar lippen en kon alleen maar Tom aankijken. Een collega van hem zei iets in zijn oor. Dani bleef hem aankijken, maar zag niet in zijn ogen waar het om ging. Ze kneep in zijn hand.

‘Ze gaan nu het laatste stuk weghalen. Daarna snijden we je gordel los en dan kunnen we gaan.’

Ze hoorde opnieuw metaal scheuren. De druk van haar borstkast was in een keer weg. Dani haalde diep adem en bleef Tom aankijken. Langzaam werd het beeld vager. Zijn stem van steeds verder weg.

‘Schiet op, we verliezen haar! Dani? Dani? …. Inwendige bloeding…. nu….’ zijn stem niets meer dan een vage echo en langzaam zag ze het licht uit de wereld verdwijnen.

… Ze is dood. Nog geen 35 jaar en ze is dood. Dani staart verdooft voor zich uit. Het enige wat ze achterlaat een carrière die haar eigenlijk niets deed. Ze voelt de tranen over haar wangen vallen, maar kan zich er niet toe zetten ze weg te vegen. Wat de fuck deed ze hier? Is dit haar straf? Voor wat dan? Waar is dat beloofde witte licht? Als dit dan het einde was, zit ze dan voor eeuwig vast aan die bitch? Langzaam kijkt ze naar de ruimte om zich heen. Ze was niet meer in de huiskamer. Vanaf haar positie op de grond ziet ze een kale muur met een commode ervoor. Vanuit het raam valt het licht van de lantarenpaal naar binnen, de schaduw van de kale bomen geven een schimmig spel op de vloer. Wanneer ze naar buiten kijkt, ziet ze de witte waas van kou die in de nacht de bomen omhelst. Ze voelt de stilte in haar botten. Het moet nu midden in de nacht zijn. Dani kijkt naast haar en merkt dat ze tegen een kribbe aan zit. Ze hoort zacht gehuil uit het bedje komen. Langzaam krabbelt Dani omhoog. In het bedje ziet ze Jason liggen met een enkele blauwe olifant, net buiten zijn bereik.

‘Shhhhhhhh’ Dani rijkt met haar hand naar de olifant en legt het pluche wezen tegen Jason aan. ‘Stil maar.’ Langzaam ziet ze zijn ogen weer dichtvallen. Ze draait zich om en loopt de kinderkamer uit. Stella moet hier ook zijn. In de eerste kamer die ze probeert, ziet ze Stella op een kingsize witte box spring liggen. Het ongeluk schiet weer voor haar ogen. Ze was zo afgeleid geweest. Zo boos. Zo bang. Het enige wat Stella had hoeven doen, was haar werk. Dani voelt zichzelf verkillen bij de gedachten. Als zij dat had gedaan, was er geen probleem geweest. Geen vermoeidheid en geen afleiding. Al die tijd dat ze in haar auto beklemd had gezeten. Niet wetend of ze zou overleven. Nu wist ze het. Ze was dood. En dat komt door haar. Met onhoorbare stappen loopt ze naar haar toe. Op het nachtkastje ziet ze een doosje medicijnen liggen. Ze brengt het zo dicht bij haar ogen dat ze zelfs in het weinige licht de tekst kan lezen en herkent de naam van een slaapmiddel. Vol walging blikt ze naar de slapende Stella. Stella die altijd roddelde, altijd manipuleerde en altijd, áltijd iemand afbrak zodat ze er zelf beter van werd. Of gewoon omdat ze er zin in had. Ze laat het doosje uit haar handen vallen. Het is genoeg geweest. Ik kan jou misschien niet aanraken, maar andere dingen wel. Resoluut loopt ze de trap af naar de huiskamer. Stella was de reden van het ongeluk. Stella was de reden dat ze dood was. Stella was de reden dat de afgelopen jaren waren verdrongen in stress en machteloosheid. Niet meer. Nooit meer. In de huiskamer pakt ze de olielamp van de salontafel. Een glazen doorzichtige bol gevuld met kleurloze olie. De bovenkant is afgesloten met een losse metalen houder met een lont erin. Met haar andere hand pakt ze de aansteker. Vastberaden draait ze zich om. Haar benen bewegen niet, ze zweeft over de vloer, de trap op en terug naar de slaapkamer. Dani blijft naast Stella staan. In de duisternis ziet ze net de contouren van haar gezicht. Rustig. Sereen. Dani weet wel beter. De door slaappillen gestimuleerde stilte om haar heen is een scherp contrast met de borrelende woede die ze in zich voelt.

‘Nooit meer…’ De trilling in haar stem merkt ze niet op. Ze haalt de dop van de olielamp. Langzaam laat ze de bol in haar hand rollen en ze zit de olie erin rondtollen. Dani kijkt nog een keer naar Stella… en giet de inhoud van de lamp over het nachtkastje en de zijkant van het bed. Ze laat de bol uit haar hand vallen en hoort het glas kapot slaan op de vloer. Ze wisselt de aansteker van hand en draait het wieltje drie keer onder haar duim. Het metaal knarst wanneer het langs het vuursteentje komt. Langzaam knielt ze naast het bed terwijl haar ogen op Stella gericht blijven. Ze draait een vierde keer over het wieltje en duwt het gas in. Ze hoort de vlam opkomen en als een blauwe gloed over de olie rollen. De gele vlammen flikkeren aan de vitrage waarna die in een fractie van een seconde de stof opvreten tot aan het plafond. Dani staart naar het gezicht van Stella dat wordt opgelicht door het flikkerende licht. Stella wrijft met haar hand over haar neus en kucht, diep in een chemische slaap. De rook welt aan tot een dikke donkere brei. De stof van de boxspring smeult tot de synthetische vezels van het dekbed worden bereikt. Stella haalt raspend adem en Dani hoort de beweging van haar armen.

‘Je verdient dit, bitch.’ Dani voelt haar lippen in een grijns verwringen. Voor al haar achterlijke, achterbakse naaistreken. Voor alle keren dat ze gekleineerd werd voor dingen die ze niet had gedaan. Dani voelt zich sterker dan ze ooit had gevoeld. Zij is dan misschien dood, maar Stella ook. Ze hoort een zacht gehuil de kamer binnen drijven. Jason! Een seconde staat de wereld stil. Dani draait zich om en zweeft richting de kinderkamer. In de deuropening kijkt ze over haar schouder naar Stella, maar ziet alleen donkere walmen rook boven dansende gele tongen. Met voldoening trekt ze de deur achter zich dicht.

                Dani staat boven de kribbe terwijl de rook langzaam de slaapkamer binnen drijft. ‘Schatje toch’ sust ze de huilende Jason. ‘Mama gaat niet komen.’ Met haar vingers aait ze de donshaartjes op z’n hoofd. ‘Mama zou nooit voor je zijn gekomen.’ Dani weet dat ze zich schuldig zou moeten voelen, maar kan het niet in haar vinden. Ze kijkt naar de glanzende ogen die te groot lijken voor het natte gezichtje. Over haar schouder ziet ze gele vlammen onder Stella’s slaapkamerdeur omhoog lopen. Ze kijkt weer naar Jason. ‘Sorry. Niet voor je mama, die verdient het.‘ Dani bijt vertwijfelt op haar lippen. Ze herkent de eenzaamheid in zijn ogen. ‘Oh Jason,’ fluistert ze in een zucht. Langzaam pakt ze de uiteinden van de deken en wikkelt het om hem heen. Ze klemt de olifant tegen hem aan. ‘Dit is niet jouw fout.’ Dani pakt hem op en drukt zachtjes haar lippen op z’n voorhoofd. Ze had in haar leven nooit iemand laten lijden voor een ander z’n fout, en daar zou ze zeker niet mee beginnen nu ze dood was. Het knisperende geluid van hout dat door vlammen opgegeten wordt, wint van de stilte. Ze klemt Jason tegen haar borst en zweeft rustig de kamer uit. Dani schrijdt door de rookwolken en gaat de trap af. Bij de voordeur rijkt ze naar de sleutels in het slot en voelt het metalen binnenwerk draaien. Met Jason in haar armen loopt Dani de stilte van de nacht in. Ze loopt tot ze bij een buxusstruik aan het begin van de oprit komt. Ze geeft Jason nog een kus op z’n voorhoofd voordat ze hem voorzichtig op de struik neerlegt. Ze kijkt naar de stralende ogen die haar aanstaren. ‘Hey mooie jongen. Je bent veilig hier.’ Ze aait over z’n buik en voelt de zachte stof meeveren onder haar vingertoppen. Dani lacht wanneer Jason begint te kirren. Ontspannen draait ze haar blik weer naar het huis. In gemeenschappelijke stilte kijken Dani en Jason naar de gele vlekken die achter de donkere ramen verschijnen.

Dani weet niet hoe lang ze daar heeft gestaan tot de nacht wordt doorbroken met gillende sirenes. De diverse zwaailichten kleuren de huizen in de straat blauw. Ze ziet de brandweerlieden hun wagen uitladen wanneer een van de brandweermannen uitstapt en direct naar het huis toe rent.

‘Tom!’ schreeuwt een tweede brandweerman en rent achter het eerste figuur aan. Dani ziet het stilletjes aan. Haar gedachten niet langer bij het brandende huis. Wanneer Tom bijna bij haar is valt zijn blik op de buxusstruik. Zijn benen lopen nog drie stappen voordat hij registreert dat Jason daar ligt.

‘Oh mijn God.’ Tom duikt op de struik en grijpt de bundel met Jason erin vast. ‘Jason… ‘ verdwaast kijkt hij om zich heen. Zijn collega komt naast hem staan en begint druk te praten, maar Dani let er niet op. Ze ziet het blauwe licht op Tom’s gezicht vallen. Zijn ogen schitteren met tranen die niet vallen. Een nieuwe sirene voegt zich toe aan de straat die steeds drukker wordt met mensen waarvan sommige in hun badjas staan. De ambulance stopt net voorbij de brandweerwagens. Met een lach om haar lippen ziet Dani Tom, met de baby dicht tegen zich aan, naar het licht van de ambulance lopen. ‘Vanaf nu is dit leven voor jullie samen…,’ Fluistert Dani voor niemand. Dani draait zich om naar het brandende gebouw achter zich en voelt de warmte van de vlammen door haar heen trekken. Ze vouwt haar handen voor haar hart en sluit haar ogen, ‘… en dit was voor mij… ‘

… Een dikke mist trekt langzaam omhoog. Om haar heen hoort ze een ritmisch gepiep dat schel door de ruimte galmt. Witte vlekken trekken langs haar heen terwijl ze moeizaam haar ogen opent. Ze voelt een hand haar schouder vastgrijpen en een zwarte schim verschijnt boven haar.

‘Dani..la.

Ze probeert te focussen op het geluid dat het gepiep overstemt.

‘Daniëlla. Rusti… an.’

Ze knippert de lichtvlekken weg.

‘Daniëlla, je hebt een ongeluk gehad. Je bent in het ziekenhuis, maar alles komt goed.